De wedstrijd en de piste
Bij het begin en het einde van elke wedstrijd groeten de schermers elkaar, de scheidsrechter en het publiek.
Wedstrijden worden geschermd op een loper (ook wel piste genoemd), waarop de twee schermers tegenover elkaar staan. In het moderne schermen is de loper tussen 1,5 en 2 meter breed, en 14 meter lang. De schermers vatten het gevecht aan tegen de stellingslijnen, vier meter van elkaar, in de schermhouding, beter bekend als de positie en garde.
Een scheidsrechter (vroeger de Voorzitter van de jury genoemd) leidt het gevecht en staat langs de zijlijn van de piste. De taken van de scheidsrechter zijn onder meer het bijhouden van de score en de tijd, het toekennen van punten en sancties en het bewaren van de orde op en rond de piste. De scheidsrechter wordt optioneel geassisteerd door twee baanrechters, een puntenteller en tijdwaarnemer.
Wedstrijdvormen
Er bestaan twee vormen van competitie : individueel en per equipe (ploeg).
Een equipe bestaat uit drie schermers en eventueel één reserve. Een ploegenconfrontatie wordt afgewerkt volgens het Italiaanse systeem. Dit betekent dat de drie schermers van ploeg A het opnemen tegen elk van de drie schermers van ploeg B, en dit in een relais-formule in blokken van 5 treffers. De volgorde van de gevechten wordt vooraf bepaald door de schermers zelf. Elke relais duurt maximum 3 minuten. De ploeg die als eerste 45 punten scoort, of leidt bij het verstrijken van de tijd, wint het gevecht.
Bij individuele wedstrijden – de meest voorkomende vorm van competitie – bestaan er verschillende formules.
- Het gevecht op 5 treffers in een tijdsspanne van maximum 3 minuten effectieve schermtijd
- Het gevecht op 15 treffers in een tijdsspanne van maximum 3 x 3 minuten effectieve schermtijd, telkens onderbroken door 1 minuut rusttijd (degen en floret)
- Het gevecht op 15 treffers met een onderbreking van 1 minuut bij het bereiken van de 8e treffer (sabel)
- Het gevecht op 1 treffer (degen bij moderne vijfkamp)
Het gevecht wordt door de scheidsrechter onderbroken indien er een treffer wordt gezet, een niet-reglementaire beweging wordt uitgevoerd, wanneer de lichamen van de schermers elkaar raken of een voet van één der schermers de grenzen van het terrein overschrijdt.
Posities
Twee zaken bepalen de positie van het wapen:
- de plaatsing van de kling ten opzichte van de hand (het uiteinde van de kling hoger/lager dan de hand) en
- de houding van de hand (met de vingers omhoog (supinatie), of met de vingers omlaag (pronatie)).
Het schermen kent zo een achttal basisposities: prime, seconde, tierce, quarte, quinte, sixte, septime en octave. Zo wordt bij quinte het uiteinde van het lemmet hoger dan de hand gehouden, met de vingers omlaag (pronatie); bij octave wordt het uiteinde van het lemmet lager dan de hand gehouden, met de vingers omhoog (supinatie). Gecombineerd vormen deze basisposities de belangrijkste parades. Vier lijnen, twee hoge en twee lage, verdelen het bovenlijf van de schermer in een achttal segmenten. De basisposities corresponderen met een achttal plekken op het bovenlichaam van de tegenstander. De eerdergenoemde quinte en octave zijn gericht op respectievelijk het gebied linksboven en het gebied rechtsbeneden op het bovenlichaam. Controle over het wapen wordt uitgeoefend met de vingers, dit om tegemoet te komen aan de subtiliteit.